Tijdens mijn reis door West-Kalimantan ben ik een behoorlijk eindje uit mijn comfortzone gegaan. Ik ging namelijk het oerwoud in. Zo midden in de natuur was deze stadse meid nog niet eerder geweest. Al kan ik niet zeggen dat het überhaupt op mijn bucketlist stond, toch ben ik blij dat ik het kan afstrepen. Oprecht blij, want jungle is zeg maar niet echt mijn ding.

 

Op zoek naar kaplaarzen

Ik heb vrij grote voeten voor Indonesische begrippen (maat 40), maar bovenal ben ik gezegend met twee welgevormde Hollandse kuiten (nou bedankt!). Dus de gemiddelde Indonesische kaplaars, daar kom ik niet in. Met onze lokale man ging ik daarom eerst op kaplaarzenzoektocht. We kwamen uiteindelijk uit bij een winkeltje met een bonte verzameling aan klusspullen, visgerei, kinderspeelgoed en schoolbenodigdheden. De grootste kaplaars die ze hadden was maat 42. Eigenlijk bedoeld voor mannen, want vrouwen hebben niet zulke grote voeten, verzekerde de verkoper mij. Ik probeerde nog duidelijk te maken dat het niet zozeer de maat was die problemen gaf, maar meer de kuitomvang, maar omdat ik niet wist wat kuitomvang is in het Indonesisch, kreeg ik dat niet uitgelegd.

 

Ook deze maat 42 zat nog redelijk strak. Het aantrekken en uittrekken ging niet zonder hulp en brute kracht, maar gelukkig was onze lokale man van alle markten thuis. Nou hoef ik er niet heel stylish bij te lopen op vakantie, maar comfortabel is wel prettig. Ik vertelde onze lokale man dat ik het niet erg zou vinden als mijn sneakers vies zouden worden, maar hij zei dat het niet kon om zonder kaplaarzen het oerwoud in te gaan. Helaas, het was niet anders. Dan maar klemmende kuiten.

 

In de speedboat

Met het Nederlandse deel van het reisgezelschap en onze lokale man gingen we samen met een lokale gids het oerwoud in. Na een lange autorit, moesten we nog een lange vaartocht maken in een speedboat over de rivier. Doel: we gingen op zoek naar orang utans in het wild. Gezien de tijdsplanning hadden we een uur, maximaal 1,5 om door de jungle heen te lopen. Op voorhand natuurlijk een kansloze operatie, want de orang utans in het wild zitten echt niet om de hoek bij de eerste de beste boom naast het huisje van het observatiecentrum. Dus het was dan ook wat meer voor de vorm en dankzij het in Indonesië alom aanwezige optimisme, dan dat we echt de illusie hadden er een te zien.

 

 

‘Zouden hier ook krokodillen in het water zitten?’, vroeg ik aan niemand in het bijzonder. Het water was vrij bruin en aan weerszijden van de rivier waren er mangrovebossen. Deze rivier was een ideale plek voor krokodillen. Terwijl ik het vroeg, zag ik net een grote kop van een krokodil uit het water steken vlakbij de mangrove. ‘Ja, er zitten krokodillen!!!’ Ik voelde me een beetje Tweety van Sylvester (‘I did, I did see a pussy cat!’) maar dan in de krokodilvorm en vele malen meer enthousiast en geshockeerd dan Tweety. Het was overigens de enige krokodil die ik heb gezien, maar hij zal vast niet de enige zijn geweest.

 

De rivier werd steeds smaller naarmate we verder over het water scheurden. Omdat er flink wat drijfhout in de rivier lag, was het wachten op het moment dat dit in de propeller van onze speedboat zou komen. En ja hoor, de motor haperde en sloeg af. Midden op de rivier. Ik kon alleen nog maar aan die krokodil denken.

 

Ik zag de krantenkoppen al voor me: ‘Nederlanders spoorloos na vaartocht in de jungle, mogelijk opgegeten door krokodillen.’ Het hielp niet mee dat ik de avond daarvoor de film Croc had gezien. Overigens een hilarisch slechte film, maar ja, er zal maar een moordlustige krokodil rondzwemmen. Onze gids was niet voor een gat te vangen en liep rustig over het smalle randje van het bootje van de voorkant naar de achterkant, haalde behendig het stuk hout uit de propeller en liep rustig weer terug naar de voorkant om verder te varen. Probleem opgelost, we konden weer verder.

 

In the jungle, the mighty jungle

Uiteindelijk gingen we een zijham in. Daar werd de motor afgezet en peddelde onze gids verder door het steeds dichter groeiende struikgewas heen. De mangrove maakten plaats voor het ‘echte oerwoud’ zoals ik me dat had voorgesteld. Alleen maar groen, in allerlei kleuren en gedaanten. Uit het groen kwamen de meeste vreemde, luide en schelle geluiden van verschillende dieren. Nee, het was alles behalve stil in het oerwoud.

 

 

Uiteindelijk kwamen we aan bij een huis op palen, het observatiecentrum. Daar woonden de onderzoekers en conservators van het gebied. Een van hen zou ons verder de jungle in gidsen.

 

Ik: ‘Are there tigers?’

Onze begeleider: ‘Yes, yes, tigers.’

Ik: ‘HARIMAU???!!!’ (= tijger in het Indonesisch)

‘Noooo! Hahaha. No harimau. Ada panther.’

‘Panther?!’

‘Iya, panther.’ Onze begeleider was de rust zelve. Geen reden tot paniek blijkbaar. Al was ik er niet helemaal gerust op. Maar ja, mijn adagium is niet voor niets “is het je tijd, dan is het je tijd” dus ik besloot toch maar mee te gaan. Achteraf las ik dat tijgers inderdaad niet voorkomen in Kalimantan. In die zin had ik me ook net iets beter moeten voorbereiden op dit gedeelte van mijn reis. Wel zitten er panters (dat klopte dus blijkbaar wel) en kleine beren. En waarschijnlijk ook slangen, spinnen en allerlei enge insecten. Brrrr.

 

Op ‘zoek’ naar orang utans

Dat de kaplaarzen niet voor niets waren, was direct duidelijk. Ons ‘pad’ was een grote modderpoel en binnen de kortste keren zat ik met een kaplaars nagenoeg tot aan de rand in de blubber. Dit herhaalde zich om de zoveel passen. En inmiddels hadden de muggen mij ook gevonden. Ik had mij goed ingesmeerd, behalve mijn benen, want die zaten toch in een lange broek. Die lange broek was tijdens de rest van de vakantie ook voldoende geweest om de muggen af te weren. Maar nu niet. Mijn onderbenen zaten uiteraard in de kaplaarzen, maar mijn bovenbenen zaten achteraf vol met muggenbulten die bij mij uiteindelijk resulteerden in grote ronde, brandende schijven. Blijkbaar dachten die muggen daar zoiets als: verandering van spijs doet eten, aanvallen maar!

 

Na wat rond gesopt te hebben stond de teller op 1 verlaten orang utan nest (zie hieronder) en wat vleesetende planten. Ik vond het maar niets en voelde me steeds ongelukkiger worden zo midden in de jungle.

 

 

Ook had ik telkens het idee dat er elk moment een grote anaconda uit de bosjes zou komen. Geen idee of er anaconda’s zijn op Kalimantan, maar het hielp waarschijnlijk niet dat ik kort voor mijn reis naar Kalimantan voor de zoveelste keer de film Anaconda had gezien. Ik heb nou eenmaal een voorliefde voor slechte B-films met moordlustige reuzenbeesten in de hoofdrol. Sharknado vind ik ook zo geweldig. Maar goed, ik dwaal weer eens af. Uiteindelijk hebben we geen anaconda of wat voor andere slang dan ook gezien. Paniek in mijn hoofd om niets. Gelukkig was het uur inmiddels om. We moesten weer terug om de rest van ons volle programma van die dag te vervolgen. Ik kon er niet rouwig om zijn.

 

Toch nog orang utans

Een dag later bezochten we een palmolieplantage. Bij deze plantage waren allerlei voorzieningen voor de lokale bevolking gebouwd en een groot orang utan reservaat waar de dieren een-op-een worden gevolgd door een ranger. De rangers doen onderzoek naar het doen en laten van de apen.

 

Tijdens de lunch vertelde een van de rangers dat er orang utans vlakbij onze picknickplaats waren gesignaleerd. Of we een kijkje wilde nemen? Natuurlijk! Dit keer waren er geen kaplaarzen nodig, de aarde was hier veel droger. Op een scootertje werden we aan de rand van het reservaat afgezet om daar via een krakkemikkig plankje over het water het woud in te gaan.

 

 

Hier was geen pad. Met machete werd er een pad door de dichte begroeiing gebaand. Voorzichtig liep ik achter onze begeleider aan. Hier dus geen last van modder, maar wel kronkelende wortels van de bomen en planten, waardoor je zo op je giechel ligt als je niet uitkijkt.

 

‘Ja, er is een moeder en kind orang utan gesignaleerd! We moeten die kant op.’ Ondanks dat onze begeleider de dieren dagelijks ziet, was hij zichtbaar enthousiast. En dan begint iedereen toch lichtelijk paniekerig te rennen. Blijdschap in de ogen. Orang utans! En omdat je je eigen enthousiasme ook niet helemaal kunt onderdrukken, hobbel je dan toch maar mee. Half struikelend over de wortels van de bomen en de planten.

 

Als laatste kwam ik aan. De rest van de groep stond al omhoog kijkend met open mond naar het schouwspel in de toppen van de hoge bomen. Daar zaten ze dan: een moeder en kind orang utan. Ook mijn mond viel open. Dit had ik niet willen missen.

 

 

Te hoog om er een mooie foto van te maken. Dus bij deze poging heb ik het maar gelaten. Ik heb vooral van het moment genoten. Wat een geweldige dieren!

 

Alleen zo’n wandeling door de jungle is echt niets voor mij. Ik ben te stads. Ik dacht het al te weten, maar nu heb ik het ook ervaren. Want als je de kans krijgt, moet je natuurlijk alles een keer geprobeerd hebben in je leven toch? Ook al ga je daarbij uit comfortzone.

 

Deze reis naar en het verblijf in West-Kalimantan werd gefinancierd door het Gouvernement van West-Kalimantan in het kader van een persreis voor Discover West Kalimantan. Het betrof een betaalde samenwerking.